Witbier, dat is Hoegaarden van Pierre Celis, niet? Of gaat de geschiedenis van witbier nog wat verder terug? En wat is de link met Duitse te maken? Witbier is licht en zacht. Correct. En het drinkt makkelijk weg. Correct. Maar of daarmee alles is gezegd? Nee, toch? Witbier werkt enorm verfrissend. Dat is waar, maar toch heeft het juist heel uitgesproken aroma’s. Kortom, het is de ideale dorstlesser op een zomers terras en is toch voldoende complex om de doorwinterde bierliefhebber te behagen.
Nu zet de term witbier de niet-bierkenner wel op het verkeerde spoor. Witbier is – net zoals witte wijn- hoegenaamd niet wit. De kleur is troebel witachtig geel met een dikke witte schuimkraag. Wit van ver en ver van wit, dus.
De benaming “Witbier” klonk ooit als een klok. Het duidde op een bier gebrouwen met een aanzienlijke hoeveelheid tarwe. En dat was net het speciale. Vandaag de dag is tarwe vlot verkrijgbaar, maar dat is ooit heel anders geweest. In de middeleeuwen had men elke korrel tarwe nodig om brood te bakken en de groeiende bevolking te voeden. Enkel in heel rijke landbouwgebieden kon men tarwe missen om er bier van te brouwen. De bakermat van het wit/Weizenbier situeert zich dan ook in Vlaams Brabant (Hoegaarden) en Beieren, twee streken met vruchtbare landbouwgrond.
De Belgische witbieren worden traditioneel gebrouwen met een schrootsel van 30 à 60% ongemoute tarwe, aangevuld met gemoute gerst. Het geheel wordt op smaak gebracht met gemalen korianderzaadjes en Curaçao (gedroogde sinaasappelschil). Het Duitse Weizenbier (“Weizen “is de Duitse benaming voor tarwe) bevat geen kruiden en is geheel volgens de regels van het Rheinheitsgebot gebrouwen. Dit gebod uit 1516 bepaalt dat bier enkel mag gebrouwen worden met water, hop en graan (gist was dan toen compleet onbekend).
De typische fruitige (rijpe banaan, appel, peer) en kruidige (kruidnagel) aroma’s van Weizenbier hebben we te danken aan het gebruik van een typische gist en niet aan het toevoegen van kruiden. Hefeweizen slaat op een ongefilterd Weizenbier waar de gist nog in zit. “Hefe” is immers de Duitse benaming voor gist.
Tegen het einde van de negentiende eeuw was de productie van witbier in België geconcentreerd in de streek rond Leuven en meer bepaald in Hoegaarden. Het dorp was een echt brouwcentrum, met een dertigtal brouwerijen voor amper 2.000 inwoners. De stijgende populariteit van de pilsbieren, onder meer het Leuvense Stella, zorgde ervoor dat de Hoegaardse brouwtraditie langzaam maar zeker verdween. In 1957 sloot de laatste brouwerij haar deuren. De eeuwenoude traditie leek verloren te gaan.
Dit was echter buiten Pierre Cellis, de plaatselijke melkboer, gerekend. Als kind had die meegeholpen in brouwerij Tomsin. Hij voelde aan dat er een soort van heimwee speelde bij de dorpelingen. Weet je nog, de tijd van toen? En de tijd van toen smaakte naar witbier. Celis wilde dat vroeger weer actualiseren en startte een brouwerij. Hij openende brouwerij “De Kluis” met de financiële hulp van zijn vader en bijeengesprokkeld tweedhands materiaal van gesloten brouwerijen. In 1966 vloeide het eerste bier uit de ketels. Het bier was een instant succes en de brouwerij breidde snel uit. De financiële middelen van Pierre raakten uitgeput en na een brand in de brouwerij verkocht hij in 1987 definitief de brouwerij aan het toenmalige Interbrew (nu de grootste brouwgroep ter wereld AB INBEV).
Pierre openende in 1992 een brouwerij in Austin, Texas, waar hij de Celis White brouwde. Een zacht fruitig witbier in echte Hoegaardse traditie. Dit bier droeg bij aan de wereldwijde sterke reputatie van witbier.
In het kielspoor van Hoegaarden brengen andere grote Belgische brouwers een Witbier op de markt. Immers, wat goed is, lekker is en goed verkoopt vraagt om navolging. Ja, zelfs de Nederlandse Trappisten van La Trappe brouwen een witbier, een witte Trappist. Het bier is eigenlijk een liefdeskind tussen wit en Weizen. De brouwer studeerde in Duitsland bij Weihenstephan en smokkelde Duitse elementen in het bier.
Wit een modekleur? Nee, wit is een evergreen…